• darkblurbg

Vanaf 2025 weer handhaving op schijnzelfstandigheid

Gepubliceerd op: 19-09-2024

Op 1 januari 2025 eindigt het zogenoemde handhavingsmoratorium. Vanaf dat moment kan de Belastingdienst weer loonheffingen naheffen bij de opdrachtgever in het geval een zzp’er wordt aangemerkt als werknemer. De Belastingdienst kan alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot 1 januari 2025. De staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst kondigde echter recent aan dat over het eerste kalenderjaar na beëindiging van het moratorium geen vergrijpboetes bij de correcties worden opgelegd. Ook maakte hij bekend dat de Belastingdienst na 6 september 2024 geen nieuwe aanvragen of nieuwe verlengingen van modelovereenkomsten in behandeling neemt.

Gaat de wet VBAR wél verduidelijking bieden?

Discussie over schijnzelfstandigheid is in volle gang in de Tweede Kamer. Strengere handhaving van de wet DBA start in januari en daarnaast komt er steeds meer aandacht voor de conceptwet VBAR. De VBAR is een wetsvoorstel ingediend door voormalig minister van Gennip, toen der tijd nog demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wat is de wet VBAR en hoe verhoudt deze zich tot de wet DBA?

Het doel van de wet VBAR

"Het is belangrijk om te beoordelen of sprake is van loondienst. In het geval van loondienst moet de werkgever namelijk loonheffingen inhouden en betalen. Daarnaast moet de werkgever meestal loon doorbetalen bij ziekte en vakantie. En gelden er bijvoorbeeld specifieke regels bij ontslag", aldus de Belastingdienst.

Het doel van de wet VBAR (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden) is verduidelijking bieden over de grens tussen een zelfstandig ondernemer en een werknemer in loondienst. Al bijna een decennium is er te vaak sprake van schijnzelfstandigheid, waarbij zzp'ers eigenlijk in verkapte loondienst werken.

De wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties) moest hier verandering in brengen toen deze in 2016 geïntroduceerd werd als opvolger van de VAR (Verklaring Arbeidsrelatie). Maar vanwege kritiek en onduidelijkheid wordt de omstreden wet al jaren niet meer gehandhaafd. Vanaf 2025 start de handhaving van de wet DBA, maar meer duidelijkheid over de kenmerken van schijnzelfstandigheid is er nog niet.

 

 

 

Het verschil tussen de wet VBAR en de wet DBA

De Wet DBA heeft als hoofddoel om opdrachtgevers en zzp'ers te verplichten hun arbeidsrelatie zorgvuldig te beoordelen, met behulp van o.a. modelovereenkomsten. Dit betekent dat beide partijen goed moeten vaststellen of er sprake is van een dienstbetrekking. 

Ondanks de kritiek op deze wet wordt deze vanaf januari 2025 toch echt strenger gehandhaafd, wat kan leiden tot boetes en naheffingen bij verkeerde inschattingen.

De wet VBAR richt zich meer op verduidelijking van de kenmerken van schijnzelfstandigheid. De wet VBAR is ook bedoeld om de wet DBA te vervangen, mocht deze doorgevoerd worden. Verplichting om de arbeidsrelatie goed te beoordelen ligt onder de wet VBAR nog steeds bij zowel de opdrachtgever als de zzp'er. En de gevolgen van schijnzelfstandigheid blijven ook vergelijkbaar.

Het verschil ligt ook in de criteria die de grens tussen zelfstandig en loondienst moeten verduidelijken. Daarnaast wil de wet VBAR een minimum uurtarief voor zzp'ers invoeren.

Wat staat er in de wet VBAR?

De criteria die bepalen of een zzp'er echt zelfstandig is, zijn in de wet VBAR onderverdeeld in drie categorieën:

  • Werknemerschap (W)
     
  • Zelfstandigheid (Z)
     
  • Ondernemerschap van de persoon (OP)

De categorie werknemerschap bevat de volgende criteria:

  1. De werkgevende is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen.
  2. De werkgevende heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen.
  3. De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende.
  4. De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie.
  5. Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.

De categorie zelfstandigheid bevat de volgende criteria:

  1. De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende.
  2. Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen.
  3. De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is.
  4. De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten.
  5. Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.

De categorie ondernemerschap van de persoon bevat de volgende criteria:

  1. De werkende heeft meerdere opdrachtgevers per jaar.
  2. De werkende besteedt tijd en/of geld aan het verwerven van een reputatie en het vinden van nieuwe klanten of opdrachtgevers.
  3. De werkende heeft bedrijfsinvesteringen van enige omvang.
  4. De werkende gedraagt zich administratief als zelfstandig ondernemer: is ingeschreven bij de KvK, is btw-ondernemer en/of heeft recht op de fiscale voordelen van het ondernemerschap (zoals ondernemersfaciliteiten).

Allereerst worden de vijf kenmerken die werknemerschap aanduiden getoetst. Als blijkt dat een zzp'er aan een deel van deze kenmerken voldoet, dan wordt er gekeken naar de vijf kenmerken die zelfstandigheid aanduiden. Vanaf hier zijn er drie mogelijkheden:

  • De zzp'er voldoet aan meer kenmerken van werknemerschap dan zelfstandigheid

Dan is er sprake van schijnzelfstandigheid en moet de arbeidsrelatie aangepast worden. Gebeurt dit niet, dan volgen er sancties.

  • De zzp'er voldoet aan meer kenmerken van zelfstandigheid dan werknemerschap

Dan is er niets aan de hand en mag de zzp'er de opdracht zelfstandig uitvoeren.

  • De zzp'er voldoet aan evenveel kenmerken van werknemerschap dan zelfstandigheid

Dan wordt er gekeken naar de derde categorie: Ondernemerschap van de persoon. Dit betekent dat de Belastingdienst kijkt naar de activiteiten van de zzp'er buiten deze arbeidsrelatie om. Zo wordt o.a. gecontroleerd of de zzp'er voor meerdere opdrachtgevers werkt.

Beide de categorieën en criteria staan nog niet vast. De wet VBAR stuit nog op weerstand vanuit de Tweede Kamer. Als de wet DBA doorgevoerd wordt, is de kans groot dat deze criteria aangepast worden.

Minimum uurtarief voor zelfstandigen

Naast de bovengenoemde criteria wil de wet VBAR een minimum uurtarief voor zzp'ers hanteren. Vooralsnog ligt het bedrag op € 33,-. Bij een opdracht waar het uurtarief lager dan dit bedrag ligt, kan een zzp'er de positie van werknemer opeisen. Met deze positie komen zij in aanmerking voor arbeidsrechtelijke bescherming (ziektekostenvergoeding, vakantiedagen, verzekering enz.).

Wanneer wordt de wet VBAR doorgevoerd?

De wet VBAR wordt op z'n vroegst pas in januari 2026 realiteit. Het is momenteel nog een wetsvoorstel. Er is dus ook nog geen zekerheid of deze nieuwe wet er daadwerkelijk gaat komen, noch hoe deze wordt ingevuld. Als de wet er komt, zal er na de invoering waarschijnlijk een overgangsperiode zijn om zowel opdrachtgevers als zzp'ers de tijd te geven om zich aan de nieuwe regels aan te passen.

 

 

Komt de wet VBAR door de Tweede Kamer?

Het onderdeel van de nieuwe wet dat een minimum uurtarief wil hanteren, is positief ontvangen door de Tweede Kamer en de Raad van State. De meerderheid wil dit dan ook doorvoeren. Maar de verduidelijking van schijnzelfstandigheid door middel van het bovengenoemde criteriamodel heeft veel kritiek ontvangen, binnen én buiten de Tweede Kamer. Dat is dan ook de reden dat definitieve doorvoering van de nieuwe wet uitgesteld is.

Het huidige kabinet Schoof (met Eddy van Hijum als nieuwe minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) maakte al wel in het hoofdlijnenakkoord bekend de wet VBAR te willen doorvoeren. Maar hoogstwaarschijnlijk wel met aanpassingen. Het minimum uurtarief voor zzp'ers wordt mogelijk zelfs opgenomen in een afzonderlijke wet.

Gevolgen van de nieuwe regels voor zelfstandigen

Voor zowel opdrachtnemer als opdrachtgever zijn de gevolgen van de wet VBAR ingrijpend. Maar niet minder ingrijpend dan de gevolgen van de wet DBA. Aannemend dat de nieuwe wet doorgevoerd wordt zoals deze nu voorgesteld is, zijn de grootste gevolgen voor zelfstandigen als volgt:

  • Meer duidelijkheid over verkapte loondienst

Voor zzp'ers zal de kans dat er in verkapte loondienst gewerkt wordt, zonder aanspraak op arbeidsrechtelijke bescherming en fiscale voordelen, aanzienlijk verminderen. Dat leidt tot meer sociale zekerheid voor zzp'ers die echt zelfstandig werken.

  • Minimum uurtarief

Zzp'ers die een lager uurtarief dat het voorgestelde minimum hanteren, moeten hun prijzen verhogen of zullen hun flexibiliteit als freelancer kwijtraken. Dit zal vooral zzp'ers in de zorg, personenvervoer en pakket- en maaltijdbezorging raken.

  • Strengere criteria

Zzp'ers zullen aan strengere criteria moeten voldoen om zelfstandig te blijven. Dat betekent dat sommige zzp'ers straks niet langer als zzp'er mogen opereren.

Gevolgen van de nieuwe regels voor opdrachtgevers

  • Risico op naheffing

Opdrachtgevers moeten zorgvuldiger controleren of de kenmerken van zelfstandig ondernemerschap voldoende worden nageleefd. Met het risico op financiële repercussies als gevolg als dit onvoldoende gebeurt.

  • Hogere administratieve lasten

Het zorgvuldiger controleren van arbeidsrelaties heeft hogere administratieve lasten tot gevolg. Vooral voor werkgevers die regelmatig gebruikmaken van zzp'ers. Als gevolg hiervan onderzoeken werkgevers steeds vaker alternatieve oplossingen om aan de administratieve verplichtingen te voldoen, zoals payrollconstructies.

  • Meer zekerheid over arbeidsrelaties

De wet VBAR biedt opdrachtgevers meer houvast en duidelijkheid over wanneer zij zzp'ers kunnen inhuren zonder risico's op schijnzelfstandigheid. Dit leidt uiteindelijk tot stabielere en beter beheersbare arbeidsrelaties.

 

Delen?